De hervorming van het Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 draait rond vereenvoudiging, flexibilisering en aanpassing aan Europese evoluties. Vandaag bekijken we één van de basisprincipes van deze ingrijpende hervorming: het verdwijnen van het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen.
Eerst en vooral geven we een overzicht van de structuur van het nieuwe wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). Het nieuwe wetboek zal in delen en boeken opgebouwd zijn:
Een belangrijke factor van de hervorming is de vereenvoudiging van ons vennootschapsrecht; dit via de afschaffing van een aantal vennootschapsvormen. Dit zijn de vormen die verdwijnen:
Naast deze vennootschapsvormen, zal ook het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen verdwijnen.
De vennootschappen worden beheerst door de overeenkomsten van partijen, door het burgerlijk recht en, indien ze een handelsaard hebben, door de bijzondere wetten op de koophandel (§ 1).
De burgerlijke of handelsaard van een vennootschap wordt bepaald door haar doel (§ 2).
Zulks geldt zelfs wanneer in de statuten is bepaald dat de vennootschap niet is opgericht met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen (§ 3).
Burgerlijke vennootschappen met handelsvorm zijn vennootschappen waarvan het doel burgerlijk is, en die, zonder hun burgerlijke aard te verliezen, de rechtsvorm van een handelsvennootschap aannemen met het oog op het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid. Zij hebben niet de hoedanigheid van koopman (§ 4).
Dit onderscheid is verouderd (lees achterhaald) door de invoering en uniformisering van het ondernemingsbegrip in het Wetboek van Economisch Recht (WER) en de geplande omvorming van de rechtbank van koophandel tot ondernemingsrechtbank. Hierdoor zal het onderscheid tussen burgerlijke daden en daden van koophandel verdwijnen. Het begrip koopman/handelaar wordt vervangen door het begrip onderneming.
Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.
De afschaffing van het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen heeft als gevolg dat zowel vennootschappen als verenigingen als ondernemingen worden gekwalificeerd, indien ze een economische activiteit uitoefenen en winst nastreven. Verenigingen en stichtingen moet wel hun winst uitgeven aan een belangeloos doel.
Verder wilt dit ook zeggen dat burgerlijke vennootschappen met een economische activiteit, zoals vrije beroepen, aan het ondernemingsrecht en in het bijzonder aan het insolventierecht, worden onderworpen. Wat dus ook wil zeggen dat deze vrije beroepen failliet kunnen worden verklaard.
Het voorontwerp van de wet tot invoering van een nieuw wetboek ligt momenteel bij de Ministerraad voor een tweede lezing. Zo zal het ontwerp de komende maanden aan het Parlement worden voorgelegd. Normaal gezien zal nieuwe wetboek in het eerste semester van 2018 worden goedgekeurd. De publicatie van het nieuwe wetboek van vennootschappen en verenigingen in het Belgische Staatsblad, zou voor het najaar van 2018 zijn.
Rechtsvormen die verdwijnen, moeten uiterlijk 10 jaar na de inwerkingtreding hun rechtsvorm aanpassen. Ze blijven echter onderworpen aan het huidige wetboek, met een uitzondering van alle dwingende bepalingen.
Source:Kluwer Easyweb