De aangifte in de personenbelasting is vanaf heden geregionaliseerd en telt nu drie verschillende versies. Eén voor elk gewest. Er is vooral een verschil voor woonfaciliteit en belastingverminderingen. Hieronder kort en bondig de aanpassingen in 2018.
Zoals hierboven geschreven, gaat het vanaf dit jaar over drie aangiftes i.p.v. één. Een aangifte per gewest. Sinds de gedeeltelijke regionalisering van de personenbelasting leggen de gewesten hun eigen accenten. Vooral opmerkelijk voor de woonfiscaliteit. Vlaanderen, Wallonië en Brussel hebben elk hun eigen regels omschreven. Tot vorig jaar stonden deze regels allemaal verzameld in één aangifte wat veel codes met zich meebracht. Men moest dan in de voetnoten gaan kijken welke code voor welk gewest was. Door de regionaliseren van de aangifte, is daar nu een einde aan gekomen.
U vindt de chèque habitat dus niet terug in de Vlaamse of Brusselse aangifte. En in de Waalse en Brusselse aangifte staat er geen code voor de geïntegreerde Vlaamse woonbonus.
Of u nu alleenstaand bent, uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden, dat geeft u vanaf nu allemaal aan in één en dezelfde code. Ook gehuwden en wettelijk samenwonenden kruisen vanaf dit aanslagjaar dezelfde code aan.
Alleenstaanden met kinderen ten laste krijgen vanaf dit jaar extra fiscale voordelen. Zij moeten een nieuwe code (1101-63) invullen.
Ook nieuw is code 1199-62 voor mensen die in de loop van 2017 in België zijn komen wonen en rijksinwoner zijn geworden. Omdat deze belastingplichtigen maar recht hebben op fiscale voordelen voor de periode dat ze rijksinwoner zijn, moeten ze aangeven hoeveel maanden ze in België hebben gewoond.
Aandelenopties worden niet langer apart vermeld, maar mogen gewoon worden ingevuld bij:
Bij de brugpensioenen (officieel: werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag) zijn er enkele codes toegevoegd. Vanaf dit jaar kunnen ook achterstallen (uit 2016) er deel van uitmaken. Die achterstallen krijgen een aparte code.
De anticipatieve heffing van 1 % per jaar tussen 2015 en 2019 op pensioensparen was aanvankelijk een verrekenbare maar niet terugbetaalbare bedrijfsvoorheffing. Vanaf dit jaar wordt dat een gewone bedrijfsvoorheffing die wel terugbetaald wordt. Het bedrag komt daardoor onder de normale code 1225-36/2225-06.
In dit vak valt de regionalisering het meest op. Het vak bestaat uit twee luiken. Luik 1 bevat de gewestelijke codes voor de eigen woning en verschilt voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Het voordeel hiervan is dat de voetnoten die moesten uitleggen welke code voor welk gewest moest worden ingevuld, niet meer nodig zijn.
Luik 2 bevat de federale codes en is in alle gewesten hetzelfde. Deze codes zijn van belang voor wie een fiscaal voordeel wil voor een niet-eigen woning (Bijvoorbeeld= een woning waar u niet zelf woont).
Dividenden van erkende coöperatieve vennootschapen waarop geen roerende voorheffing is ingehouden en de interesten en dividenden van erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk (waarvoor een vrijstelling van 190 euro geldt) geeft u vanaf nu aan bij de andere inkomsten zonder roerende voorheffing. Hierdoor verdwijnen er twaalf rubrieken.
Ook vak X heeft twee delen.
In het vak voor de belastingkredieten vindt u in Wallonië de Coup de pouce-lening terug, en in Vlaanderen de “win-win lening”. Brussel kent zo'n gelijkaardig fiscaal voordeel niet. Daarom is dit vak in Brussel leeg.
De speculatiebelasting is afgeschaft en de daarbij horende codes 1182-79/2182-49 en 1183-78/2183-48 zijn geschrapt.
In dit vak komen er echter ook nieuwe codes bij voor inkomsten uit de deeleconomie voor zover die lager zijn dan 5.100 euro: codes 1460-92/2460-62 en 1461-91/2461-61.
De deadlines zijn:
Source: Kluwer Easyweb